wereldfietser
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- we·reld·fiet·ser
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wereld en fietser
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wereldfietser | wereldfietsers |
verkleinwoord | wereldfietsertje | wereldfietsertjes |
Zelfstandig naamwoord
de wereldfietser m
- (sport) iemand die per fiets door grote delen van de wereld reist
Gangbaarheid
- Het woord 'wereldfietser' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.