• the·a·ter·we·reld
enkelvoud meervoud
naamwoord theaterwereld theaterwerelden
verkleinwoord theaterwereldje theaterwereldjes

de theaterwereldv / m

  1. iedereen die wat te maken heeft met de productie van theatervoorstellingen
     Opeens stonden we op gelijke voet met hem, wisselden we ervaringen over het theaterwereldje uit en verhalen over gemeenschappelijke kennissen die, in de tijd dat hij nog onze leraar en mentor was, mensen waren die we of slechts van naam kenden, als iets abstracts, of die onbereikbaar waren[1]
     Volgens hem is het in de hiphopscene nu het gesprek van de dag, maar heeft het daarbuiten ook impact. "Ik kreeg al een bericht van iemand uit de theaterwereld die dit thema wil oppakken. En ik krijg allemaal persoonlijke berichten van meiden die zeggen dat ze zijn aangerand door een BN'er, een dj of een acteur en vragen waar ze hun verhaal kunnen doen."[2]
  1. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  2.   Weblink bron “Instagramaccount deelde verhalen over misbruik: 'Hij is een vuile smeerlap'” (3-07-2020), NOS