• we·reld·rijk
enkelvoud meervoud
naamwoord wereldrijk wereldrijken
verkleinwoord

het wereldrijko

  1. een rijk dat een groot deel van de bekende wereld omvat en daarbij een invloed op cultureel, geografisch, politiek, technologisch en/of sociaal vlak heeft
     Hij zag in gedachten die steilte, Die bergtop daar in de woestijn, Waar satan Hem wilde verleiden: `Voor U zal het wereldrijk zijn.[2]
     "Rusland zit in de pijnlijke overgang van wereldrijk naar iets anders."[3]