Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • im·pe·ri·um
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord imperium imperia
imperiums
verkleinwoord imperiumpje imperiumpjes

Zelfstandig naamwoord

het imperiumo

  1. wereldrijk
  2. opperheerschappij
  3. (figuurlijk) groot geheel dat onder iemands leiding staat
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen


Latijn

Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

imperium o

  1. bevel, verordening
    • imperium observare
  2. macht, gezag
    • summa imperii
      • hoogste macht
    • pro imperio
      • uit hoofde van zijn gezag
  3. heerschappij
  4. (militair) opperbevel
  5. ambt
Verbuiging