keizer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kei·zer
Woordherkomst en -opbouw
- eponiem: via Middelnederlands keiser en Oudnederlands keser van Latijn Caesar, de naam van de Romeinse heerser Julius Caesar , in de betekenis van ‘titel van de hoogste vorst’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | keizer | keizers |
verkleinwoord | keizertje | keizertjes |
Zelfstandig naamwoord
de keizer m
- (beroep) (adel) (regering) een monarch van de allerhoogste rang, oorspronkelijk die van het Romeinse rijk
- Keizer Karel V verenigde de zeventien Nederlanden tot een eenheid met een gezamenlijke Staten-Generaal.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
|
Vertalingen
1. een monarch van de allerhoogste rang, oorspronkelijk die van het Romeinse rijk
Anagrammen
Gangbaarheid
- Het woord keizer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "keizer" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ keizer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "keizer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be