• im·pe·ri·aal
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘keizerlijk’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
  • afgeleid van het Franse impérial (keizerlijk) of van imperium met het achtervoegsel -aal
enkelvoud meervoud
naamwoord imperiaal imperiaals
imperialen
verkleinwoord imperiaaltje imperiaaltjes

imperiaal o / m / v [2]

  1. (techniek) bagagerek op het dak van een auto [3]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen imperiaal imperialer imperiaalst
verbogen imperiale imperialere imperiaalste
partitief imperiaals imperialers -

imperiaal [4]

  1. keizerlijk [5]
90 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[6]