imperiaal
- im·pe·ri·aal
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘keizerlijk’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
- afgeleid van het Franse impérial (keizerlijk) of van imperium met het achtervoegsel -aal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | imperiaal | imperiaals imperialen |
verkleinwoord | imperiaaltje | imperiaaltjes |
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | imperiaal | imperialer | imperiaalst |
verbogen | imperiale | imperialere | imperiaalste |
partitief | imperiaals | imperialers | - |
imperiaal [4]
- Het woord imperiaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "imperiaal" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "imperiaal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ bagagerek imperiaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ keizerlijk imperiaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be