• be·vel
enkelvoud meervoud
naamwoord bevel bevelen
verkleinwoord

het bevelo

  1. verplicht uit te voeren opdracht zonder enige tegenspraak; verbaal geuit gebod
    • Dat is een bevel, soldaat!! 
     De dwingende stem liet het verzoek als een bevel klinken.[2]
  2. gezag om een groep mensen te leiden; commando; commandement
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]