• be·vel·voe·rend
stellend
onverbogen bevelvoerend
verbogen bevelvoerende
partitief bevelvoerends

bevelvoerend [1]

  1. de leiding van een schip of militaire eenheid hebbend
     De bevelvoerend omciers aan boord van deze schepen zullen worden geïnspecteerd.[2]
     Die verkondigen thuis trots aan hun familie: "Ik ben benoemd tot bevelvoerend commandant op onze grote basis in Przemysl," en hoe krom hij het ook uitspreekt, die eerste bekendmaking wordt de aanvaarde uitspraak bij de familie van die man.[3]
     ‘Dit is een ongelooflijk verlies voor de families van deze soldaten, hun medesoldaten en voor de divisie’, zei generaal-majoor Brian Eifler, bevelvoerend generaal van de 11de luchtlandingsdivisie in de verklaring van het leger. ‘Onze harten zijn bij hen en gebeden gaan uit naar hun families, vrienden en geliefden, en we stellen alle middelen van het leger ter beschikking om hen te ondersteunen.’[4]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Liu Cixin
    “Het donkere woud” (2008), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645828
  3. “Polen : roman over de strijd van het Poolse volk door de eeuwen heen” (1984), Van Holkema & Warendorf  , ISBN 9026978073
  4.   Weblink bron “Twee Amerikaanse legerhelikopters gecrasht in Alaska: drie doden, één overlevende” (28-04-2023), Tubantia