machtwoord
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: machtwoord (hulp, bestand)
Woordafbreking
- macht·woord
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van macht en woord [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | machtwoord | machtwoorden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het machtwoord o
- een gezaghebbend woord
- Hij sprak het machtwoord om alle tegenstanders het zwijgen op te leggen.
- Of een oplossing te bereiken is zonder het machtwoord van de politiek of zonder sociale strijd valt steeds meer te betwijfelen. In beide gevallen vallen we terug op de door macht opgeworpen blokkade die werkelijke rationele oplossingen van maatschappelijke vraagstukken in de weg staat. [2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord machtwoord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC A.F. van Zweeden 20 augustus 1991