• nood·be·vel
enkelvoud meervoud
naamwoord noodbevel noodbevelen
verkleinwoord

het noodbevelo

  1. (juridisch) een bevel die door een burgemeester wordt gegeven als er sprake is van ernstige wanordelijkheden of bij rampen
     De politie heeft een groep mensen in IJmuiden uit elkaar gedreven die op een plein in het centrum waren samengekomen om te demonstreren tegen het coronabeleid van het kabinet. De burgemeester kondigde een noodbevel af "vanwege ernstige vrees voor de openbare orde", waarna onder meer de mobiele eenheid ingreep.[1]
     Naar aanleiding van signalen over mogelijke ongeregeldheden had burgemeester Buma gisteravond een noodbevel aangekondigd voor het centrum van Leeuwarden en het gebied rondom het Cambuurstadion.[2]
  1.   Weblink bron “Politie maakt einde aan betoging in IJmuiden, ook alert op andere plekken” (ZO 12 DECEMBER 2021), NOS
  2.   Weblink bron “Tientallen aanhoudingen bij Kuip voor wedstrijd van Feyenoord tegen Ajax” (ZO 19 DECEMBER 2021), NOS