Nederlands

 
dienstbevel
Uitspraak
Woordafbreking
  • dienst·be·vel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dienstbevel dienstbevelen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het dienstbevelo

  1. instructie, opdracht of order om iets te doen of te laten, die gegeven wordt door een meerdere
    • Zijn roots liggen op de Molukken, waar zijn opa en oma van moederskant werden geboren. Zijn opa was militair bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). Toen Indonesië in 1949 onafhankelijk werd kwamen de Molukse militairen op dienstbevel naar Nederland; de belofte van de regering dat zij een eigen, vrije staat zouden krijgen is nooit nagekomen.[1] 
    • Lokale media in Kayseri doen trouw mee in het informele verbond met de autoriteiten. De belangrijkste oppositiekandidaat voor de lokale verkiezingen zondag, Mustafa Özsoy van de ultranationalistische partij MHP, klaagt in zijn kantoor dat hij al vijf maanden geen interview heeft kunnen geven. Op zijn persconferenties komt niemand af, dienstbevel van de president van de lokale journalisten- en uitgeversvereniging. Gefrustreerd sleept hij een pak papieren in zijn aktetas mee, waarmee hij zegt te kunnen bewijzen hoe corrupt het stadsbestuur is. Geen interesse.[2]  
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC Steven Verseput 21 oktober 2016
  2. NRC Marloes de Koning 28 maart 2014