buitenwereld
- bui·ten·we·reld
- samenstelling van buiten en wereld
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buitenwereld | buitenwerelden |
verkleinwoord | buitenwereldje | buitenwereldjes |
- het deel van de wereld wat je zelf niet zo goed kent en waar je zelf vrij onbekend bent
- De Nederlandse burger is bang voor de buitenwereld en hij neemt dat de overheid kwalijk. “Door immigratie en open grenzen dreigt Nederland te veel van zijn eigenheid te verliezen.”[1]
- de wereld buiten de eigen woning
- ▸ Volgens hem was het beter om een paar weken geïsoleerd van de buitenwereld te leven.[2]
- het grote publiek
- De artiest was in de buitenwereld erg geliefd.
- Het woord buitenwereld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "buitenwereld" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Bas Blokker NRC 30 december 2015
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be