• bouw·we·reld
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwwereld bouwwerelden
verkleinwoord bouwwereldje bouwwereldjes

de bouwwereldv / m

  1. alles en iedereen die betrokken is bij de bouw van onroerend goed
     Reinders levert onder andere isolatiemateriaal van hennep voor de bouw. De vraag neemt toe, maar het gaat langzaam. “De bouwwereld is vrij conservatief. De grote leveranciers van isolatiemateriaal beheersen de distributieketen en het is moeilijk om daartussen te komen. Ook moeten belemmeringen in de bouwregelgeving worden weggenomen.”[1]
     De FIOD is mogelijk een grote bouwfraudezaak in Limburg op het spoor. Bij de dienst zijn enkele meldingen binnengekomen over dubieuze zaken in de Limburgse bouwwereld. De FIOD kreeg vorig jaar een anonieme tip en plaatste daarna een advertentie in regionale media waarin mensen werd gevraagd om zich te melden als ze belastende informatie hebben.[2]
     Aardbevingsbestendig bouwen is in de Nederlandse bouwwereld geen noviteit, maar in de Nederlandse dijkversterkingswereld wel. Later vandaag is de officiële start van het eerste aardbevingsbestendige dijkverstevigingsproject.[3]
  1.   Weblink bron “Duurzaam wonen in een huis van hennep” (Dinsdag 6 oktober 2015, 18:50), NOS
  2.   Weblink bron “FIOD onderzoekt tips over grote bouwfraude in Limburg” (Woensdag 3 februari 2016, 12:24), NOS
  3.   Weblink bron “Groningse aardbevingsbestendige zeedijk wordt 'heel hip'” (Dinsdag 13 december 2016, 10:31), NOS