• we·reld·kam·pi·oen
enkelvoud meervoud
naamwoord wereldkampioen wereldkampioenen
verkleinwoord - -

de wereldkampioenm

  1. (sport) persoon die of team dat tijdens een toernooi of competitie om de wereldtitel in een bepaalde tak van sport winnaar is
    • Spanje werd wereldkampioen in Zuid-Afrika. 
    • Hij werd wereldkampioen sprint. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]