• we·reld·be·roemd
stellend
onverbogen wereldberoemd
verbogen wereldberoemde
partitief wereldberoemds

wereldberoemd

  1. bekend over de hele wereld
    • Bono is een wereldberoemde zanger. 
    • Een opvallende boom die Wattez meebracht naar Smalenbroek is de mammoetboom, die hij net naast de Ter Kuile-villa heeft geplaatst. Deze boom is een jonger broertje van zijn wereldberoemde soortgenoten in Californië, die daar al duizenden jaren het landschap sieren. Maar zelfs op de relatief jonge leeftijd van honderd jaar straalt de Enschedese mammoetboom al iets prehistorisch uit. [3] 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]