• be·roemd
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘vermaard’ voor het eerst aangetroffen in 1542 [1]
  • vervoeging van beroemen: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen beroemd beroemder beroemdst
verbogen beroemde beroemdere beroemdste
partitief beroemds beroemders -

beroemd

  1. onder velen bekend en bewonderd
    • Newton en Einstein zijn mogelijk de beroemdste natuurkundigen. 
    • De beroemdste advocaat uit Nederland is uit zijn ambt gezet, want hij was niet de beste advocaat. 
     We waren daarvoor gekomen, en voor de romantische illusie om onze nieuwe woonplaats Venetië te zien door de ogen van de illustere toeristen die ons waren voorgegaan, zoals Stendhal, Lord Byron, Alexandre Dumas, Richard Wagner, Marcel Proust, Gustav Mahler, Thomas Mann, Ernest Hemingway, Rainer Maria Rilke, en die met zekerheid op deze zelfde stoelen hadden gezeten om hetzelfde uitzicht beroemd te maken.[3]
vervoeging van: beroemen…
verbogen vorm: beroemde

beroemd

  1. voltooid deelwoord van beroemen
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]