fameus
- fa·meus
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vermaard’ voor het eerst aangetroffen in 1488 [1]
- afgeleid van het Franse fameux (met het achtervoegsel -eus) [2] [3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | fameus | fameuzer | fameust |
verbogen | fameuze | fameuzere | fameuste |
partitief | fameus | fameuzers | - |
fameus
- beroemd
- De fameuze schrijver was ook heel tevreden met zichzelf.
- Het woord fameus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fameus" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "fameus" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ fameus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be