Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·re·nom·meerd
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gerenommeerd gerenommeerder gerenommeerdst
verbogen gerenommeerde gerenommeerdere gerenommeerdste
partitief gerenommeerds gerenommeerders -

Bijvoeglijk naamwoord

gerenommeerd

  1. een goede naam hebbend, een goede reputatie hebben
    • De gerenommeerde boekwinkel kreeg veel klanten uit andere steden. 
Verwante begrippen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van: renommeren…
verbogen vorm: gerenommeerde

gerenommeerd

  1. voltooid deelwoord van renommeren

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen