• ver·maard
  • In de betekenis van ‘befaamd’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
  • vervoeging van vermaren: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel [2]
  • Afkomstig van mare (boodschap, verhaal, roem). Zie ook maarschalk en nachtmerrie.
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vermaard vermaarder vermaardst
verbogen vermaarde vermaardere vermaardste
partitief vermaards vermaarders -

vermaard

  1. beroemd, bekend

Het vermaarde tweetal.

vervoeging van: vermaren…
verbogen vorm: vermaarde

vermaard

  1. voltooid deelwoord van vermaren
85 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[3]