maarschalk
- Geluid: maarschalk (hulp, bestand)
- maar·schalk
- In de betekenis van ‘stalknecht, opperstalmeester’ voor het eerst aangetroffen in 1086 [1]
- Van mare (paard, merrie) en schalk (knecht).
- samenstelling van mare en schalk [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maarschalk | maarschalken |
verkleinwoord |
de maarschalk m
- (militair) hoogste officier van het leger
- De maarschalk gaf bevel.
- (verouderd) paardenknecht
- Het woord maarschalk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "maarschalk" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "maarschalk" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ maarschalk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be