Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oud·ro·ze
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oudroze oudrozes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het oudrozeo

  1. (RAL-kleur) een kleur roze met RAL-nummer 3014; een wat doffe, roze kleur.
    • Heeft u die ook in het oudroze? 
stellend
onverbogen oudroze
verbogen
partitief oudrozes

Bijvoeglijk naamwoord

oudroze

  1. (RAL-kleur) deze kleur hebbend, een kleur roze, met RAL-nummer 3014.
    • Hij rijdt in een oudroze auto. 
     In de voorkamer stond een antiekrode leren chesterfieldfauteuil zij aan zij met een Louis xv -zetel die was voorzien van een oudroze fluwelen bekleding met een rozenmotief, en een voetbankje in ongeveer dezelfde kleur naast een prachtige achttiende-eeuwse salontafel met elegant houtsnijwerk.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie


Verwijzingen

  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 17
  2.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be