groenblauw
- Geluid: groenblauw (hulp, bestand)
- groen·blauw
- samenstelling van groen en blauw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | groenblauw | |
verkleinwoord |
het groenblauw o
- (RAL-kleur) een kleur tussen groen en blauw met RAL-nummer 5001.
- Heeft u die ook in het groenblauw?
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | groenblauw | groenblauwer | groenblauwst |
verbogen | groenblauwe | groenblauwere | groenblauwste |
partitief | groenblauws | groenblauwers | - |
groenblauw
- (RAL-kleur) deze kleur hebbend, een kleur tussen groen en blauw, met RAL-nummer 5001.
- Hij rijdt in een groenblauwe auto.
- ▸ Ik legde mijn handen op de marmeren brugleuning en keek neer op het gewemel op het groenblauwe water, dat eerder een levensader was dan een barrière.[1]
1.
- Het woord groenblauw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "groenblauw" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 22
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be