bleekgroen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bleekgroen (hulp, bestand)
- IPA: /ˈblekɣrun/
Woordafbreking
- bleek·groen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bleek en groen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bleekgroen | |
verkleinwoord |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
bleekgroen o
- (RAL-kleur) een kleur groen met RAL-nummer 6021.
- Heeft u die ook in het bleekgroen?
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bleekgroen | bleekgroener | bleekgroenst |
verbogen | bleekgroene | bleekgroenere | bleekgroenste |
partitief | bleekgroens | bleekgroeners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
bleekgroen
- (RAL-kleur) deze kleur hebbend, een kleur groen, met RAL-nummer 6021.
- Hij rijdt in een bleekgroene auto.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord bleekgroen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.