goudgeel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- goud·geel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van goud en geel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | goudgeel | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
goudgeel o
- (RAL-kleur) een kleur geel met RAL-nummer 1004; een gele kleur zoals die van goud.
- Heeft u die ook in het goudgeel?
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | goudgeel | goudgeler | goudgeelst |
verbogen | goudgele | goudgelere | goudgeelste |
partitief | goudgeels | goudgelers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
goudgeel
- (RAL-kleur) deze kleur hebbend, een kleur geel, met RAL-nummer 1004.
- Hij rijdt in een goudgele auto.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord goudgeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "goudgeel" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be