grasgroen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gras·groen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gras en groen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grasgroen | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
grasgroen o
- (RAL-kleur) een kleur groen met RAL-nummer 6010.
- Heeft u die ook in het grasgroen?
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | grasgroen | grasgroener | grasgroenst |
verbogen | grasgroene | grasgroenere | grasgroenste |
partitief | grasgroens | grasgroeners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
grasgroen
- (RAL-kleur) deze kleur hebbend, een kleur groen, met RAL-nummer 6010.
- Hij rijdt in een grasgroene auto.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord grasgroen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "grasgroen" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be