Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grijs·bruin
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grijsbruin
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het grijsbruino

  1. (RAL-kleur) een kleur bruin met RAL-nummer 8019.
    • Heeft u die ook in het grijsbruin? 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen grijsbruin grijsbruiner grijsbruinst
verbogen grijsbruine grijsbruinere grijsbruinste
partitief grijsbruins grijsbruiners -

Bijvoeglijk naamwoord

grijsbruin

  1. (RAL-kleur) deze kleur hebbend, een kleur bruin, met RAL-nummer 8019.
    • Hij rijdt in een grijsbruine auto. 
     Hij voelde zich verkleed en het had bovendien elf dagen loon gekost, een grijsbruin kostuum, visgraatpatroon met een beetje wijde pijpen en schoudervulling.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044633535