narcissengeel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- nar·cis·sen·geel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van narcis en geel met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | narcissengeel | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
narcissengeel o
- (RAL-kleur) een kleur geel met RAL-nummer 1007.
- Heeft u die ook in het narcissengeel?
stellend | |
---|---|
onverbogen | narcissengeel |
verbogen | narcissengele |
Bijvoeglijk naamwoord
narcissengeel
- (RAL-kleur) deze kleur hebbend, een kleur geel, met RAL-nummer 1007.
- Hij rijdt in een narcissengele auto.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord 'narcissengeel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.