• nar·cis
  • Leenwoord uit het Latijn, mogelijk een eponiem dat verwijst naar de mythologische figuur Narcissus op Wikipedia (nl), maar dit werd door Pausanias op Wikipedia (nl) al betwijfeld; in de betekenis van ‘sierplant’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord narcis narcissen
verkleinwoord narcisje narcisjes
98 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[3]