• staat
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘toestand’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
  • In de betekenis van ‘land’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [2]
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord staat staten
verkleinwoord staatje staatjes

[A] staat m [3]

  1. (regering), (geopolitiek) binnen een afgebakend grondgebied werkzame, in hoge mate soevereine organisatie die gezag uitoefent over de op dat grondgebied wonende bevolking
    • De Verenigde Staten zijn de machtigste staat ter wereld. 
     Het pad voor me, niet meer dan 25 cm breed, zou mij door de staten Californië, Oregon en Washington leiden.[4]

[B] staat m

  1. toestand of gesteldheid
    • De staat van dienst van premier Van Rompuy is onberispelijk. 
     Dit was wel het laatste waar ik op dit moment op zat te wachten in mijn huidige, onzekere staat.[4]
  • Een grote staat voeren
Veel geld uitgeven
  • In staat [om]
De mogelijkheid hebbend
 Hij is in staat om deze moeilijke taak te volbrengen 
  • in staat stellen
de mogelijkheid geven iets te doen
  • In staat van
  • In staat zijn
iets kunnen doen
 Vaticaancorrespondent Andrea Vreede: "Op deze tweede paasdag had werkelijk niemand verwacht dat opeens dit bericht zou komen over het overlijden van de paus. Gisteren leek het immers alsof hij terug was. Ook al was hij ontzettend kwetsbaar en fragiel, de paus was aanwezig. Hij was zelfs in staat om een beetje te spreken, al leek hij vermoeid.[5]
  • In goede staat verkeren
  • In goede staat zijn
  • In verregaande staat van ontbinding
  • Op iemand staat kunnen maken
Op iemand kunnen vertrouwen/rekenen
enkelvoud meervoud
naamwoord staat staten
verkleinwoord staatje staatjes
vervoeging van
staan

staat

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van staan
    • Jij staat. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van staan
    • Hij staat. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van staan
    • Staat! 
     Nog zo'n typerende zwart-wit-foto is een groepsportret van een stel muzikanten uit Assen. Samen stonden ze bekend als de Showboot, een soort revuegezelschap waarmee ze langs feestzalen gingen. Harry Muskee staat in het midden in zwart kostuum. Hij heeft een grote bas voor zich, de handen op de snaren. Hij kijkt broeierig, hij heeft de blues. Het was op de drempel van de sixties.[6]
  • [2]: De deur staat op een kiertje.
  • [2]: De telefoon staat roodgloeiend.
  • [2]: Iets staat hoog in het vaandel.
  • Dat staat als een paal boven water
dat is zeker
  • Die staat ziet toe dat hij niet valle.
mensen die alles denken te weten of kunnen, moeten zelf maar oppassen voor fouten en problemen
  • Liegen of het gedrukt staat
heel erg hard liegen
  • Vragen staat vrij.
iedereen heeft de gelegenheid om vragen te stellen
  • Zijn pruik staat scheef.
hij is gehumeurd
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[7]
  1. staat op website: Etymologiebank.nl
  2. "staat" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  3. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  4. 1 2
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 21 april 2025 Weblink bron “Bedroefde reacties op dood van paus: 'Miljoenen mensen geïnspireerd'” (21 april 2025), NOS
  6. Bronlink geraadpleegd op 11 mei 2025 Weblink bron “Window of my eyes: Harry Muskee en de verloren tijd” (zaterdag 16 januari 2016, 13:44), NOS
  7. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be