Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bor·de·rel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord borderel borderellen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

borderel o [2]

  1. lijst van bezittingen, inkomsten, bedragen e.d.
     Mijn petekind van 11 kreeg onlangs Compagnie des Alpes cadeau. Hij trok aanvankelijk zijn neus op toen ik hem een borderel gaf (weliswaar met enkele kleurrijke foto's) in plaats van een videogame.[3]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

35 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen

  1. borderel op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “De vijf favoriete aandelen van Pierre Huylenbroeck” (27/04/2015), De Standaard
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be