lijst
- lijst
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lijst | lijsten |
verkleinwoord | lijstje | lijstjes |
- een opsomming van zaken die onder elkaar staan
- Ik heb die belangrijke lijst thuis laten liggen.
- ▸ Het stond in ieder geval hoog op mijn lijstje en ik was erg benieuwd wat het met me zou doen, vooral mentaal gezien.[3]
- ▸ Toch had ik haar hele lijst integraal ingekocht in een gigantische supermarkt in San Diego, genoeg voor de eerste zeven weken.[3]
- een rand in een speciale vorm om iets in te vatten, zoals een schilderij
- Kijk toch eens naar die mooie lijst om dat portret.
- een kader of omtrek
- Op die afbeelding hebben alle afbeeldingen een lijst.
- (bouwkunde) een vooruitspringende rand aan een gebouw
- De lijst van die gevel is niet erg mooi.
1. een opsomming van zaken die onder elkaar staan
2. een rand in een speciale vorm om iets in te vatten, zoals een schilderij
vervoeging van |
---|
lijsten |
lijst
vervoeging van |
---|
lijzen |
lijst
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lijzen
- Jij lijst.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lijzen
- Hij lijst.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van lijzen
- Lijst!
- Het woord lijst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lijst" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "lijst" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ lijst op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 3,0 3,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be