boodschappenlijst
- bood·schap·pen·lijst
- samenstelling van boodschap en lijst met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boodschappenlijst | boodschappenlijsten |
verkleinwoord | boodschappenlijstje | boodschappenlijstjes |
- (huishouden) lijst waarop staat welke inkopen gedaan moeten worden
- Dat stond niet op de boodschappenlijst, dus niet in huis.
- ▸ Met mijn boodschappenlijst voor de komende maand in de aanslag stortte ik me op de schappen en na anderhalf uur duwde ik twee volle winkelwagens de supermarkt uit richting het postkantoor.[1]
(huishouden) lijst waarop staat welke inkopen gedaan moeten worden
- Het woord boodschappenlijst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boodschappenlijst" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be