boodschappenlijst

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bood·schap·pen·lijst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boodschappenlijst boodschappenlijsten
verkleinwoord boodschappenlijstje boodschappenlijstjes

Zelfstandig naamwoord

de boodschappenlijstv / m

  1. (huishouden) lijst waarop staat welke inkopen gedaan moeten worden
    • Dat stond niet op de boodschappenlijst, dus niet in huis. 
     Met mijn boodschappenlijst voor de komende maand in de aanslag stortte ik me op de schappen en na anderhalf uur duwde ik twee volle winkelwagens de supermarkt uit richting het postkantoor.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be