• ri·chel
  • In de betekenis van ‘rand’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1530 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord richel richels
verkleinwoord richeltje richeltjes

de richelv / m

  1. een smalle uitstekende rand of lijst.
     Eén richel in het bijzonder was zo gevaarlijk dat je een ijsbijl nodig had om je te zekeren om zo te voorkomen dat je zou uitglijden.[2]
90 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[3]