frame
- frame
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘raamwerk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1886 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | frame | frames |
verkleinwoord | framepje | framepjes |
het frame o
- (werktuigbouwkunde) dragende constructie, raamwerk
- (fotografie) een stilstaand beeld uit een bewegende film
- Normaliter bestaat één seconde film uit 24 frames per seconde, ofwel fps.
- [2] beeldje
- (figuurlijk) bredere context
- A-frame, bedframe, buisframe, buizenframe, fietsframe, hijsframe, hoofdframe, mainframe, mediaframe, stelframe, subframe
- Het woord frame staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "frame" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "frame" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
frame | frames |
frame
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to frame |
he/she/it | frames |
verleden tijd | framed |
voltooid deelwoord |
framed |
onvoltooid deelwoord |
framing |
gebiedende wijs | frame |
frame
- overgankelijk inlijsten, omlijsten
- overgankelijk omkaderen, van een kader/raamwerk voorzien
- overgankelijk framen