• chas·sis
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘raamwerk’ voor het eerst aangetroffen in 1898 [1]
  • van het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord chassis chassis
verkleinwoord chassisje
chassistje
chassisjes
chassistjes

het chassiso [3]

  1. raamwerk, omlijsting, kader
  2. (werktuigbouwkunde) onderstel van een (motor)voertuig van meer dan twee wielen met assen, wielen (en motor)
92 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]