• on·der·stel
enkelvoud meervoud
naamwoord onderstel onderstellen
verkleinwoord onderstelletje onderstelletjes

het onderstelo

  1. dat gedeelte van een constructie waarop het bovengedeelte rust
     De camper en de bestuurderscabine vormen een aaneengesloten geheel en dat moet dus letterlijk van voor tot achter (op een onderstel) nieuw worden geconstrueerd.[2]
vervoeging van
onderstellen

onderstel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderstellen
    • Ik onderstel. 
  2. gebiedende wijs van onderstellen
    • Onderstel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderstellen
    • Onderstel je? 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be