lijzen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lij·zen
Woordherkomst en -opbouw
- [werkwoord] afgeleid van lijs "sloom persoon" met het achtervoegsel -en
- [zelfstandig naamwoord] lijs met de uitgang -en, waarbij de oorspronkelijke stam op -z weer hoorbaar wordt
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
lijzen |
lijsde |
gelijsd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
- zeuren over onbelangrijke dingen, traag met een eentonige wat hoge stem
- En toen John een paar minuten later met Terheide over de ontginning op Toemboek Tinggih sprak, hoorde hij duidelijk het jonkheertje lijzen: ‘Hoe h-é-é-t deze.. e.. affreuze.... man?’ [1]
Zelfstandig naamwoord
de lijzen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord lijs
Gangbaarheid
- Het woord lijzen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lijzen" herkend door:
45 % | van de Nederlanders; |
38 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Székely-Lulofs, M.H.Rubber. (1931) Elsevier, Amsterdam; p. 241; geraadpleegd 2017-06-17
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be