Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·we·zi·gen·lijst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanwezigenlijst aanwezigenlijsten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aanwezigenlijstv / m

  1. lijst met de namen van de personen die ergens aanwezig zijn geweest
     Ook de achterkamerpolitiek van de Europese Unie wordt bekritiseerd. ‘Over belangrijke wetgeving wordt in geheime vergaderingen beslist waar geen publiek verslag of aanwezigenlijst van bestaat’, zegt Dolan.[1]
     In antwoord op een vraag van Björn Rzoska zei minister-president Jan Jambon dat hij de betrokkene niet kent, maar dat hij wel betreurt dat ‘een dubieus figuur met verschillende veroordelingen aanwezig was’ op de viering. Jambon sprak van ‘een penibele situatie’, maar zegt dat hij zelf geen inbreng heeft in de aanwezigenlijst.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Jorn Van Thillo
    “‘Europese instellingen kwetsbaar voor corruptie’” (24 april 2014 om 16:10), De Standaard
  2.   Weblink bron “Jambon over 11 juliviering: ‘Betreur dat dubieus figuur met verschillende veroordelingen aanwezig was’” (15 juli 2020 om 19:08), De Standaard