Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zaad·lijst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zaadlijst zaadlijsten
verkleinwoord zaadlijstje zaadlijstjes

Zelfstandig naamwoord

de zaadlijstv / m

  1. het deel van het vruchtbeginsel van een plant waarop de zaden of zaadknoppen bevestigd zijn
    • Op de zaadlijst zaten 200 zaden. 
Synoniemen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be