Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·vink·lijst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afvinklijst afvinklijsten
verkleinwoord afvinklijstje afvinklijstjes

Zelfstandig naamwoord

de afvinklijstv / m

  1. een lijst met onderdelen die een voor een gecontroleerd moeten worden, checklist, checklist
    • Voordat een operatie mag worden begonnen moet een afvinklijkst worden doorgenomen en ingevuld 

Gangbaarheid