Nederlands

 
lijstwerk
Uitspraak
Woordafbreking
  • lijst·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lijstwerk
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het lijstwerko

  1. de omranding van een voorwerp
     Alleen het lijstwerk kostte al 25.000 dollar[2]
     Het gruis werd volgens Audio Obscura omstreeks 01.00 uur geconstateerd op het podium. Dit als gevolg van een lichte beschadiging in het lijstwerk van één van de ornamenten aan het plafond.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  3.   Weblink bron
    Bonne Kerstens
    “Technofeest doet gruis historisch plafond Concertgebouw neerdalen” (26-05-2017), Tubantia