Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • staats·fa·briek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord staatsfabriek staatsfabrieken
verkleinwoord staatsfabriekje staatsfabriekjes

Zelfstandig naamwoord

de staatsfabriekv

  1. (economie) industrieel bedrijf van de overheid
     Voor carrièristen als Chodorkovski, die over een uitgebreid netwerk binnen de overheid beschikten, was na de val van het communisme een telefoontje naar een hoge ambtenaar op een ministerie voldoende om een te koop staande staatsfabriek voor een schijntje van de werkelijke waarde in bezit te krijgen.[1]
     "Jarenlang hebben staatsfabrieken bijvoorbeeld cement en staal geproduceerd, voor alle infrastructuur en megasteden die hier gebouwd werden", legt China-correspondent Marieke de Vries uit. "Die wegen en hogesnelheidstreinen en steden zijn er nu, dus er is eigenlijk geen behoefte meer aan."[2]
Hyperoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact  , ISBN 9789045024875
  2.   Weblink bron “'Europa lijdt onder dumppraktijken Chinese industrie'” (22-02-2016), NOS