Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • staats·bur·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van de genitiefvorm van staat met het invoegsel -s- en burger (burger des staats, burger van de staat).
enkelvoud meervoud
naamwoord staatsburger staatsburgers
verkleinwoord staatsburgertje staatsburgertjes

Zelfstandig naamwoord

de staatsburgerm

  1. (juridisch) iemand die burgerrechten in een staat heeft
    • De staatsburgers demonstreerden tegen de aanname van de nieuwe wet. 
     Je heet, je moet me de uitspraak niet kwalijk nemen, ging hij verder, nog steeds met diezelfde vreemde blik, je heet Eric Henri Oscar Lauritz Letang. En je bent Frans staatsburger.[1]
     Nieuwe socialistische wetten gaven deze instanties het recht om ook als de buitenlandreizigers onberispelijke staatsburgers waren naar smokkelgeld te zoeken.[2]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be