staatsburgerschap
- staats·bur·ger·schap
- Afgeleid van staatsburger met het achtervoegsel -schap.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | staatsburgerschap | staatsburgerschappen |
verkleinwoord | staatsburgerschapje | staatsburgerschapjes |
het staatsburgerschap o
- (juridisch) de hoedanigheid van het staatsburger zijn
- Er werd hem staatsburgerschap aangeboden.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord staatsburgerschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.