Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • staats·hoofd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord staatshoofd staatshoofden
verkleinwoord staatshoofdje staatshoofdjes

Zelfstandig naamwoord

het staatshoofdo

  1. (regering) iemand die in een staat het hoogste gezag bekleedt of personifieert
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be