Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • staats·dienst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord staatsdienst staatsdiensten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de staatsdienstm

  1. functie bij de overheid, betrekking als ambtenaar
     De enige uitweg die voor de oude graaf denkbaar was, was een betrekking in staatsdienst, en hij vertrok naar Petersburg om die te zoeken; een betrekking zoeken en tegelijkertijd, zoals hij zei, de meisjes voor de laatste keer wat verstrooiing bieden.[2]
     „Ik voel me de voetveeg van Oostenrijk. Ze overleggen helemaal niet met ons en dumpen de mensen gewoon in mijn dorp. Ik heb ze wel spottend mensensmokkelaars in staatsdienst genoemd,” zegt hij.[3]
  2. organisatie die een taak van de overheid vervult
     De brand ontstond dit weekend en werd de afgelopen dagen grotendeels door de brandweer geblust. Maar dinsdag flakkerde het vuur door de harde wind toch weer op, meldde de Oekraïense staatsdienst voor noodsituaties in een verklaring.[4]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron
    Dieuwke van Ooij
    “Duitse grenspolitie kan aanwas asielzoekers maar nauwelijks aan” (30-10-2015), NOS
  4.   Weblink bron
    Eva Cukier
    “Zorgen over straling bij Tsjernobyl” (8 april 2020) op nrc.nl