natuurstaat
- Geluid: natuurstaat (hulp, bestand)
- na·tuur·staat
- samenstelling van natuur zn en staat zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | natuurstaat | natuurstaten |
verkleinwoord |
- zoals iets natuurlijk, zonder ingrijpen van de mens, voorkomt
- ▸ Tot verrassing van iedereen voelden de mensen zich rond de eeuwwisseling echter niet aanbeland in een hogere beschavingsfase, maar vereenzaamd en gedesoriënteerd, met andere woorden: dicht bij de natuurstaat.[2]
- zonder kleding
- Het woord natuurstaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Corps delcti” (2009), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789041417480