• sta·te
enkelvoud meervoud
naamwoord state staten
verkleinwoord - -

de statev / m [3]

  1. een voormalige (adellijke) burcht of landhuis in de provincie Friesland.
71 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[4]


  • Afkomstig van het Latijnse status.
enkelvoud meervoud
state states

state

  1. (regering) staat
  2. toestand
vervoeging
onbepaalde wijs to  state 
he/she/it  states 
verleden tijd  stated 
voltooid
deelwoord
 stated 
onvoltooid
deelwoord
 stating 
gebiedende wijs  state 

state

  1. verklaren
  2. vaststellen