• coun·try
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘popmuziek uit de zuidelijke vs’ voor het eerst aangetroffen in 1975 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord country -
verkleinwoord - -

de countrym

  1. (muziek) countrymuziek
83 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[3]


enkelvoud meervoud
country countries

country

  1. land, staat.
  2. landelijk gebied; niet stedelijk gebied.
  3. (muziek) countrymuziek; een muzieksoort ontstaan in de Verenigde Staten.
  1. -
  2. -
  3. country music


  • IPA: /kantr̩ɪ/
  • coun·t·ry
  • Leenwoord uit het Engels.

country v

  1. (muziek) countrymuziek; een muzieksoort ontstaan in de Verenigde Staten.
  • Onverbuigbaar

country

  1. (muziek) country-; met betrekking tot countrymuziek
  • Onverbogen