Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • staats·or·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord staatsorde staatsordes
staatsorden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de staatsordev / m

  1. wijze waarop de overheid van een land is georganiseerd
    • Nadat Paulus melding gemaakt heeft van de bijzondere plichten, wil hij nu dat allen in het algemeen vermaand worden om rustig de staatsorde in ere te houden, aan de wetten onderdanig te zijn, en de magistraten te gehoorzamen.[2] 
  2. rust en orde in een land
    • De wijsgeer Plato zei dat het vragen van rente de stabiliteit van een staat zou aantasten. De bewakers van de staatsorde zouden er corrupt van worden.[3] 
  3. onderscheiding die de nationale overheid verleent aan mensen die een uitzonderlijke prestatie hebben geleverd
     Op 4 april 1892 ging de Orde van Oranje-Nassau als nieuwe Nederlandse staatsorde haar eerste levensjaar in.[4]
Synoniemen
Antoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Reformatorisch Dagblad 25-04-2014 Overheden
  3. Reformatorisch Dagblad Dr. C. P. Polderman 16-11-2013 Islamitisch financieren socialer
  4.   Weblink bron
    Kees Bruin
    Koningen en burgerdeugd. : Het ontstaan van de Orde van Oranje-Nassau in: Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, jrg. 15 nr. 1 (mei 1988), p. 28
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be